Aanleiding en adviesvraag
In Parijs zijn in 2015 tijdens de klimaattop afspraken gemaakt om te voorkomen dat de gemiddelde temperatuur op aarde te veel stijgt ten gevolge van het broeikaseffect. In het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III is dit vertaald in de doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen in de periode tot 2050 met 95% te verminderen ten opzichte van 1990. Als tussendoel geldt een reductie van 49% in 2030.
Om deze doelen te halen is een transitie nodig in onze energievoorziening, in alle sectoren. Een onderdeel hierin is de transitie in de gebouwde omgeving die moet overschakelen naar CO2-arme warmte en koude in woningen en andere gebouwen. In de gebouwde omgeving wordt hierin nog altijd beperkt voortgang geboekt, zeker in het licht van de opgave die voorligt. De raad richt zich in dit advies op de volgende vragen:
Welke maatregelen moet de overheid treffen om te zorgen dat alle partijen zich kunnen en willen inzetten voor een voortvarende transitie naar een CO2-arme warmtevoorziening in de gebouwde omgeving?
Welke financiële maatregelen en welke afspraken over de rol en verantwoordelijkheden van overheden zijn nodig om de doelen uit het regeerakkoord voor 2030 en 2050 te halen?
Toelichting en uitgangspunten
Om de Nederlandse klimaatdoelstellingen te halen moeten er in Nederland tot 2050 jaarlijks tweehonderdduizend woningen CO2-arm gemaakt worden. Dat komt neer op bijna achthonderd woningen per werkdag, dertig jaar lang. De komende decennia krijgt vrijwel elk huishouden en iedere gebouweigenaar hiermee te maken. De inzet en betrokkenheid vanuit de samenleving hierbij is niet op voorhand gegarandeerd.
De raad constateert dat twee randvoorwaarden essentieel zijn om de individuele burgers en de samenleving als geheel in beweging te krijgen: duidelijkheid en verbinding. Er is behoefte aan meer duidelijkheid over verdeling van verantwoordelijkheden, over de omvang en verdeling van kosten en over de fasering van de transitie. Daarnaast zal de transitie alleen slagen als er op effectieve wijze verbinding gelegd wordt met de samenleving. Er ontstaat pas zicht op een haalbare energietransitie als andere thema’s die spelen in de wijk en bij de betrokken huishoudens, gekoppeld kunnen worden aan de uitvoering.
De raad heeft geconstateerd dat er drie uitgangspunten zijn die vragen om een politiek-bestuurlijk debat. Expliciete keuzes over deze uitgangspunten kunnen de transitie versnellen. Het gaat om keuzevrijheid, verdeling van publieke en private verantwoordelijkheden en de versnelling in de eerste fase van de transitie.
Aanbevelingen
Met duidelijkheid en verbinding als randvoorwaarden en de drie uitgangspunten als onderliggende principes komt de raad tot aanbevelingen over de fasering, de kosten en betaalbaarheid, en het draagvlak in de wijk.
Om tegemoet te komen aan de in de samenleving gewenste duidelijkheid over het verloop van de energietransitie, is een gedeeld beeld van de fasering in de tijd essentieel. De raad doet aanbevelingen waarmee de fasering verder kan worden verfijnd. Zo is er in de eerste fase van de transitie, naast extra overheidsmiddelen, een visie nodig op de gemeentelijke governance van nieuwe infrastructuur. In de eerste fase van de transitie moet ook vol ingezet worden op energiebesparing, en in 2040 moeten alle overheidsgebouwen CO2-neutraal zijn.
De aanleg van warmte-infrastructuur in de openbare ruimte ziet de raad als een publieke aangelegenheid. De raad beveelt aan dat iedereen in een leveringsgebied meebetaalt aan de aanleg van deze voorziening, ook als er individueel gekozen wordt voor een alternatief. Daarbij kunnen de kosten voor warmte verschillen per wijk, gemeente en regio. De raad pleit voor een wettelijke maximumprijs voor verwarming. Daar is een kostenreguleringssysteem voor nodig waar het hele spectrum van warmtelevering (verschillende temperatuurniveaus, all electric, waterstof en biogas) wordt ondergebracht.
De energietransitie heeft niet bij iedereen prioriteit, zeker niet als andere prangende zaken spelen zoals problemen met wateroverlast of rond veiligheid en leefbaarheid. De raad beveelt daarom aan om nauw aan te sluiten bij de dynamiek in de wijk en dit een verplicht onderdeel te laten zijn van de gemeentelijke transitievisies warmte en warmteplannen.
Publicatiedatum 13 december 2018
Op 13 december 2018 is het advies ‘Warm aanbevolen: naar een CO2-arme verwarming van de gebouwde omgeving’ aangeboden aan Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat.
Bijeenkomst 7 februari 2019
Op 7 februari 2019 organiseerde de Rli een bijeenkomst om de inhoud van het advies te bespreken met deskundigen, belanghebbenden en belangstellenden. De aanbevelingen werden in een aantal gespreksrondes geconcretiseerd met tafelgasten: Meindert Smallenbroek (directeur Energie en omgeving EZK), Alexander van Ofwegen (directeur Warmte NUON), Claudio Bruggink (Wethouder Hengelo), Marieke van Doorninck (wethouder Amsterdam), Thomas Dekker (duurzaam wonen en bouwen Rabobank), Arjan Schep (Erasmus studiecentrum voor belastingen en lokale overheden), Marco Pastors (directeur Nationaal Programma Rotterdam Zuid), Ferdi Licher (Directeur Bouwen en energie BZK) en Mariette Heemskerk (directeur Goede Woning). Diederik Samsom (voorzitter sectortafel Gebouwde omgeving van het klimaatakkoord) startte de bijeenkomst met de discussiepunten die spelen in het maatschappelijk debat en aan de overlegtafels gebouwde omgeving.
Lees het verslag van de bijeenkomst op 7 februari 2019 (1Mb)
Bekijk de foto's van de bijeenkomst
Informatie of reactie
Voor meer informatie over het advies kunt u contact opnemen met Folmer de Haan, projectleider, f.w.dehaan@rli.nl, telefoon: 06 – 461 524 96