Afzien van Zuiderzeelijn

Drie adviesraden van de regering wijzen aanleg van de Zuiderzeelijn af. De Raad voor Verkeer en Waterstaat, de Raad voor het Landelijk Gebied en de VROM-raad, zijn het erover eens dat een nieuwe snelle spoorverbinding tussen Amsterdam en Groningen niet bijdraagt aan het verbeteren van de economische situatie van de noordelijke provincies. Ook biedt de lijn geen oplossing voor de bereikbaarheid van de noordkant van de Randstad, de zogenoemde Noordvleugel. Dit concluderen de adviesraden in hun briefadvies dat zij op 7 april hebben gestuurd naar de Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Economische Zaken.

In het kader van een uitgebreide studie van de interdepartementale projectorganisatie Zuiderzeelijn (van VenW, VROM en EZ) naar de snelle OV-verbinding Amsterdam – Groningen via het Zuiderzeelijntracé en allerlei varianten daarop, hebben de Ministers van VenW, EZ en VROM de drie raden om advies gevraagd. De Raad voor Verkeer en Waterstaat, de VROM-raad en de Raad voor het Landelijk Gebied hebben de afgelopen twee maanden gekeken naar de resultaten van verschillende relevante onderzoeken, gesprekken gevoerd met deskundigen en bestuurders en het advies uit 2001 van de Raad voor Verkeer en Waterstaat en de VROM-raad opnieuw tegen het licht gehouden.

De drie raden komen tot de conclusie dat publieke investeringen in hoogwaardig openbaar vervoer van de Noordvleugel in samenhang met investeringen in rode, groene en blauwe kwaliteit noodzakelijk zijn. Juist dergelijke investeringen zijn van groot belang voor versterking van de internationale economische concurrentiekracht en om de bereikbaarheid van de Noordvleugel op peil te brengen. Daarnaast adviseren de raden het kabinet de economie van Noord-Nederland te stimuleren door te investeren in maatregelen die de kenniseconomie bevorderen, en te investeren in oplossingen voor de regionale bereikbaarheid.