Van B naar Anders

Hoe kunnen de beschikbare financiële middelen voor mobiliteit effectiever worden ingezet en hoe kunnen daarbij kansen voor duurzaamheid worden benut?
verkeersplein van de Prins Mauritssingel en de Graaf Alardsingel in Nijmegen, met vrachtverkeer en auto's en op de voorgrond een spoorbrug met trein (een zogenaamde sprinter) bij station Nijmegen Lent met op de achtergrond de bebouwing van de Nijmeegse wijk Lent

Aanleiding en adviesvraag

De Nederlandse economie maakt een fase van krachtige economische groei door. Daarmee neemt de drukte op het wegennet en in de trein toe. Ook het aantal fietsers stijgt. Files en fietsfiles, langere reistijden en vollere treinen zijn aan de orde van de dag. Dan klinkt er al snel een roep om meer en bredere wegen en meer, langere en snellere treinen. Investeringen in meer capaciteit vormt sinds jaar en dag een belangrijke pijler onder het nationale mobiliteitsbeleid. Nederland beschikt daardoor over een mobiliteitsnetwerk dat in kwaliteit en omvang zijn gelijke nauwelijks kent. Door verstedelijking, bedreigingen van de leefomgevingskwaliteit en de noodzaak om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, veranderen echter de eisen aan mobiliteit. Technologische vernieuwingen zoals de voortgaande elektrificatie en automatisering van vervoersmiddelen, de mogelijkheden en de kracht van digitale platforms en deelsystemen bieden ook kansen voor vernieuwing van de mobiliteit. De centrale vraag in het advies is daarom hoe in deze sterk veranderende mobiliteitswereld de beschikbare financiële middelen voor mobiliteit effectiever kunnen worden ingezet.

Toelichting

In het rijksbeleid wordt inmiddels een aantal vernieuwingen doorgevoerd met de bedoeling om in te spelen op de veranderingen die zich in de mobiliteitswereld voltrekken. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur onderzocht waarom de beleidsvernieuwingen toch niet leiden tot de meest effectieve inzet van mobiliteitsgeld en vond drie oorzaken. Bestaande regels en afspraken houden vernieuwing tegen. De mindset van betrokkenen wordt daarnaast sterk bepaald door de historisch gegroeide praktijk. Rijk, provincies en gemeenten en vervoersbedrijven zijn tenslotte geneigd primair te blijven handelen vanuit hun eigen doelstelling. Deze verschijnselen zijn overigens niet uniek voor de mobiliteitssector, maar doen zich voor in alle ingrijpende transities als remmende factoren. Nieuwe partijen met toekomstgerichte oplossingen komen daardoor moeilijk aan de bak. De ontwikkeling van duurzame combinaties van vervoer die gebruik maken van toepasbare technologie en die de reiziger adequaat bedienen wordt daardoor belemmerd.

De raad werkt in dit advies vijf aanbevelingen uit om de goede intenties van de ingezette beleidsvernieuwingen kracht bij te zetten.

  1. Rijk, creëer in het afwegingskader voor het Mobiliteitsfonds veel meer ruimte voor vernieuwing en duurzaamheid dan nu het geval is.
  2. Rijk, reserveer structureel middelen voor duurzaam onderhoud en beheer van de bestaande infrastructuur.
  3. Rijk, geef duidelijk richting aan de mobiliteitstransitie.
  4. Gezamenlijke overheden: investeer in regionale oplossingen waarbij de bestaande infrastructuur beter en anders wordt gebruikt.
  5. Gezamenlijke overheden: neem de ruimte om eerder genomen mobiliteitskeuzes te heroverwegen.

Datum van publicatie

Op 23 mei 2018 heeft de raad zijn advies ‘Van B naar Anders’ aangeboden aan de minister en de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW).

Symposium – 30 mei 2018

Op woensdag 30 mei 2018 vond naar aanleiding van het advies een symposium plaats. Tijdens dit symposium wordt het advies toegelicht en met betrokkenen uit de mobiliteitswereld besproken. Daarbij werd stilgestaan bij de toekomst van mobiliteit en infrastructuur, de bestuurlijke praktijk en bij innovatie en verduurzaming van ons mobiliteitssysteem.  De foto's en video's van de bijdragen van de sprekers, de toelichting op het advies, de afsluiting en een kort verslag van de bijeenkoms zijn terug te zien via de pagina van het symposium.

Essays

De raad heeft ter voorbereiding van het advies twee deskundigen gevraagd de volgende vraag in de vorm van een essay te beantwoorden:

Hoe kunnen verschillende overheden en eventueel private spelers hun samenwerking zo organiseren dat vanuit de regionale opgave(n) zowel in de planvorming, als bij het financieren, en in de uitvoering door de schotten van modaliteiten en bestuurslagen (verticaal en horizontaal) heen gewerkt wordt?

Frans Soeterbroek (De Ruimtemaker) beantwoordt de vraag vanuit zijn visie op lichte sturing en het gebruik van meer organische of zachte vormen van integratie, in zijn essay ‘Door schalen en modaliteiten werkenzonder nieuwe kokers te bouwen’.

Jouke de Vries (Rijksuniversiteit Groningen) gaat in zijn essay ‘Maatschappelijke opgaven en Metropoolregio’s’ met name in op de vraag naar het juiste bestuurlijk schaalniveau waarop de huidige maatschappelijke problemen opgelost kunnen worden.

De twee essays zijn geschreven op persoonlijke titel.

Meer informatie

Voor uw reactie of voor meer informatie kunt u contact opnemen met Bart Swanenvleugel, projectleider, bart.swanenvleugel@rli.nl.

 

 

Samenvatting

Van B naar Anders

Een omslag in het mobiliteitssysteem

De manier waarop mensen zich verplaatsen verandert en uitbreiding van weg- en spoorinfrastructuur is duur en heeft vaak slechts een plaatselijk en tijdelijk effect. Daarom is er in het mobiliteitssysteem een omslag nodig om er ook op de lange termijn voor te zorgen dat de Nederlandse stedelijke regio’s en het platteland bereikbaar blijven. De oplossingen die in het verleden succesvol waren – het aanleggen en verbreden van wegen en het realiseren van extra spoorcapaciteit – zijn dat niet langer. Het gaat niet meer om de keuze tussen auto, ov of fiets maar om de vraag waar en wanneer welke vervoerswijze het beste past om mensen daar te laten komen waar ze willen zijn. Bovendien vraagt de kwaliteit van onze leefomgeving erom dat ook mobiliteit verregaand verduurzaamd wordt.

Een omslag in het institutionele systeem

De regels, de financiering en de werkwijzen die zijn opgebouwd rond het mobiliteitssysteem zullen moeten veranderen. De noodzaak voor verandering van het institutionele systeem rond het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport wordt breed onderkend en het Rijk heeft inmiddels al vele vernieuwingen in gang gezet. In de investeringsstrategie voor mobiliteit groeit daardoor de aandacht voor andere oplossingen dan de aanleg van nieuwe infrastructuur en er wordt meer gewerkt vanuit regionale opgaven. Denk aan nieuwe digitale mobiliteitsdiensten of andere vervoersconcepten op bestaande railinfrastructuur. De praktijk is echter weerbarstig. Het Rijk en decentrale overheden investeren vooral in meer van hetzelfde: rijkswegen en -spoorwegen.

Een omslag in het denken

In de praktijk blijken (politieke) voorkeuren, de ontwikkeling van kennis en innovaties sterk gericht op specifieke modaliteiten en de bijbehorende infrastructuur. Het denken vanuit de modaliteit en vanuit infrastructuur heeft in het verleden veel succes gebracht, maar juist dit denken kan nu een barrière zijn voor verandering. De noodzakelijke veranderingen vragen ook om een andere kijk en inzet van alle spelers.

Voortouw bij het Rijk

Om de omslag te versnellen zal het Rijk het voortouw moeten nemen. Er zijn duidelijke kaders nodig waarbinnen de omslag zich kan voltrekken. Wet- en regelgeving moet bevorderen dat alle mobiliteitsoplossingen bij investeringsbeslissingen worden betrokken, ook als deze nog in de kinderschoenen staan of gevestigde belangen doorkruisen. Nieuwe spelers moeten een plek kunnen verwerven in de mobiliteitswereld door toetredingsbarrières die ingebakken zitten in het huidige systeem weg te nemen. De raad pleit daarom voor de opstelling van een nieuwe Bereikbaarheidswet.

Aanpassen van de investeringsstrategie

Investeren in het oplossen van knelpunten op de rijksinfrastructuur biedt niet langer no-regret­ oplossingen. De regionale vraagstukken en opgaven waarbij mobiliteit een rol speelt dienen leidend te zijn in de investeringsstrategie. Bovendien zal duurzaamheid een veel prominenter plek moeten krijgen in het afwegingskader voor mobiliteitsinvesteringen. Dat betekent dat de middelen niet langer primair naar aanleg van infrastructuur gaan maar in hoofdzaak naar beter gebruik van de bestaande infrastructuur en de ontwikkeling en opschaling van nieuwe mobiliteitsconcepten, gericht op de regionale vervoersvraag.

Ruimte nemen voor heroverweging

De raad constateert dat de manier waarop nu investeringskeuzes tot stand komen kan leiden tot suboptimale oplossingen. Omdat mobiliteit een belangrijke rol speelt in vele maatschappelijke opgaven, kan winst worden behaald door de ruimte te nemen om al gemaakte keuzes en geagendeerde projecten te heroverwegen. Vanuit de vraag of gegeven de huidige en toekomstige regionale opgaven, de beschikbare middelen voor mobiliteit effectiever besteed kunnen worden in de desbetreffende regio.