Afsluitdijk vanuit Waddenperspectief

De ecologische samenhang tussen Waddenzee en IJsselmeer moet worden hersteld. Dit zal leiden tot een versterking van beide internationaal erkende natuurgebieden. Hiervoor pleit de Raad voor de Wadden in zijn advies over de inrichting van de Afsluitdijk, uitgebracht op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.

De eenheid die de Waddenzee en het IJsselmeer vormden voor de aanleg van de Afsluitdijk is niet meer terug te krijgen, maar de ecologische samenhang is wel tot op zekere hoogte te herstellen, aldus de Raad. Om deze ecologische verbinding goed tot zijn recht te laten komen, pleit de Raad voor  een goed ingerichte zoet-zoutovergang. Dit zal leiden tot de terugkeer van een bijzonder en kenmerkend leefgebied in het Waddengebied. De biodiversiteit zal worden vergroot en de trekmogelijkheden voor vis zullen verbeteren. Kunstmatige kwelderontwikkeling voor de Afsluitdijk wordt afgeraden door de Raad. Dit zou op deze plek ten koste gaan van andere waardevolle natuur in de Waddenzee; daarnaast zijn de omstandigheden voor de Afsluitdijk ongunstig voor kweldervorming.

Volgens de Raad biedt de dijk tevens mogelijkheden om als trekpleister ontwikkeld te worden en een bijdrage te leveren aan de versterking van de recreatiesector in het Waddengebied. De aard en thematiek van zo'n trekpleister moeten echter wel passen bij de kernkwaliteiten van het gebied. Geadviseerd wordt daarom aansluiting te zoeken bij thema's die in het Waddengebied spelen, zoals de bijzondere landschappelijke en ecologische processen en verschijnselen en de interactie met menselijke activiteiten als klimaat- en waterbouw, natuurbouw en visserij. Ook biedt de Afsluitdijk mogelijkheden voor de opwekking van zogenaamde 'blue energy' (energie uit de menging van zoet en zout water). Innovatie en kennisontwikkeling op bovengenoemde terreinen zou ook als thema opgepakt kunnen worden rondom de dijk. Geavanceerde technieken of proefprojecten kunnen bijdragen aan de uitstraling van de dijk als icoon van technische kennis en kunde en toegelicht worden in een educatief-toeristisch themacentrum.

Bij de inpassing van eventuele bouwwerken of technische inrichtingswerken moet het behoud van het weidse, open karakter van het landschap in alle gevallen voorop blijven staan, aldus de Raad.

Tot slot wijst de Raad erop dat de inrichtingskeuzes van vandaag niet teveel geleid moeten worden door de huidige juridische, beleidsmatige of financiële beperkingen. Deze beperkingen zijn doorgaans tijdelijk van aard, terwijl de keuzes het aanzien, het multifunctionele karakter en de architectonische kwaliteit voor de komende 75 jaar zullen gaan bepalen.