Verhogen van de veiligheid bij de meest risicovolle bedrijven vraagt om meer daadkracht en minder versnippering in toezicht en handhaving

De veiligheid bij enkele honderden meest risicovolle bedrijven in Nederland en het toezicht en handhaving daarop behoeft verbetering. Bij herhaling worden onvolkomenheden aangetroffen, en erger: er doen zich incidenten voor met grote maatschappelijke gevolgen. Voor een effectieve veiligheidsbeheersing moet de daadkracht bij de overheid, in het toezicht en de handhaving, vergroot worden. Bedrijven zijn zelf primair verantwoordelijk, en zouden daarop ook aangesproken moeten worden door de branche en de keten. Dit stelt de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) in zijn briefadvies ‘Veiligheid bij Brzo-bedrijven, verantwoordelijkheid en daadkracht’ dat vandaag is aangeboden aan staatssecretaris Mansveld van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Toezicht en handhaving problematisch

De Rli constateert dat het toezicht en de handhaving op de meest risicovolle bedrijven in Nederland (die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen, Brzo), ondanks vele onderzoeken en adviezen in de afgelopen jaren, nog steeds problematisch is. Toezicht en handhaving moeten aangescherpt worden. De Rli adviseert om versnippering in toezicht en handhaving op te heffen en daadkracht in handhaving te vergroten. Ook de bedrijven zelf zijn aan zet.

Maak een einde aan de versnippering

Meerdere toezichthouders –op nationaal (rijks-) en decentraal (provinciaal en gemeentelijk) niveau- kijken met hun eigen blik en veiligheidsnormen naar hetzelfde bedrijf. De coördinatie tussen deze instanties blijkt onvoldoende te werken, dit belemmert adequaat toezicht en handhaving. De Rli adviseert daar een eind aan te maken. De vorming van zes Regionale Uitvoeringsdiensten speciaal voor het Brzo en de bijbehorende uitvoerende en bestuurlijke afspraken –bijvoorbeeld inspectiemethodieken- zijn een stap in de goede richting en verdienen een kans. Op termijn moet ook het onderscheid tussen interne veiligheid (arbeidsomstandigheden) en externe veiligheid (milieu) in de regelgeving opgeheven worden. De nieuwe Omgevingswet, of een nieuwe Wet op de fysieke veiligheid, biedt daartoe een mogelijkheid.

Vergroot de daadkracht in handhaving

Handhaving is nu de verantwoordelijkheid van gemeentelijke en provinciale bestuurders en tegelijkertijd van de rijksoverheid. Bij handhaving staat het directe veiligheidsbelang vaak op gespannen voet met andere maatschappelijke belangen (denk aan economie en werkgelegenheid bij stilleggen van een inrichting). De Rli stelt dat bij handhaving veiligheid voorop dient te staan. De handhavingbeslissingen die Brzo-bedrijven betreffen, moeten neergelegd –verregaand gemandateerd- worden bij de directeuren van de zes Brzo-RUD’s. Praktisch wordt de handhaving daarmee op afstand gezet van een brede bestuurlijke afweging, terwijl de formele verantwoordelijkheid blijft bij een democratisch gecontroleerd bestuur.

Bedrijven zelf aan zet, tezamen met de keten

De primaire verantwoordelijkheid voor de veiligheid ligt bij bedrijven. Een groot deel van de Brzo-bedrijven neemt al zijn eigen verantwoordelijkheid, achterblijvers en de spelers in de bedrijfsketen moeten verder aangespoord worden. De Rli adviseert de staatssecretaris om de mogelijkheden van aansprakelijkheid en medeaansprakelijkheid binnen de keten, differentiatie van verzekeringspremies en de rol van certificerende instanties te onderzoeken. 

Noot voor de redactie

Voor meer informatie over het advies kunt u contact opnemen met Folmer de Haan, projectleider, 070 4562070, f.w.dehaan@rli.nl of Miep Eisner, communicatieadviseur, miep.eisner@rli, 06 15369339.