Binnenkort wordt de nieuwe structuurvisie Infrastructuur en Ruimte verwacht, waarin de minister de voorgenomen decentralisatie van nationaal ruimtelijk beleid uitwerkt. In het advies stellen de raden dat zij de voorgenomen decentralisatie van ruimtelijk beleid een goed uitgangspunt vinden. Wel moeten provincies en gemeenten in staat worden gesteld hun ruimtelijke ordeningstaken daadwerkelijk op te pakken, anders is decentralisatie niet reëel. Dat vereist dat middelen en uitvoeringsinstrumenten ook gedecentraliseerd worden. Alleen onder die voorwaarde kunnen decentrale overheden hun taken goed uitvoeren. De raden menen dat de recent geactualiseerde Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) provincies en gemeenten al wel van de juiste instrumenten voorzien heeft. De beschikbaarheid van financiële middelen van decentrale overheden is volgens de raden echter nog niet goed geregeld. Het gaat de raden daarbij in deze financieel-economische tijden niet zozeer om extra geld, maar om het structureel organiseren van decentrale middelen en uitvoeringsinstrumenten. De raden constateren dat er grotere ruimtelijke verschillen tussen regio’s kunnen ontstaan, maar accepteren deze als logische consequentie van decentralisatie.
Naast middelen en uitvoeringsinstrumenten onderscheiden de raden nog een aantal andere randvoorwaarden voor decentralisatie van ruimtelijk beleid. Deze houden onder andere in dat het Rijk nationale opgaven nadrukkelijk vanuit een internationaal perspectief moet benoemen, heldere sectorale doelen moet stellen en de bescherming van leefomgevingskwaliteiten moet regelen. Tevens adviseren de raden in te zetten op instrumenten die de uitvoering van ruimtelijk beleid kunnen verbeteren en versnellen, want alleen decentralisatie van beleid is daartoe onvoldoende. Een voorbeeld daarvan is het versterken van de gebiedsagenda.
Noot voor de redactie
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met secretariaat@rli.nl, projectleider, 070 456 2070 of miep.eisner@rli.nl, communicatieadviseur, tel. 06 15369339.