Nederland staat voor belangrijke regionale ruimtelijke opgaven: de regionale aanpak van bedrijventerreinen, van verrommeling en van grootschalige publieksfuncties. Andere opgaven zijn de regionale woningbouwopgave in samenhang met de ontwikkeling van het openbaar vervoernetwerk en de regionale groengebieden en wateropgave. Bij de aanpak van deze opgaven wordt nu vaak teruggegrepen op bestuurlijke oplossingen waarbij het Huis van Thorbecke op de schop moet: er klinkt een roep om een extra, regionale bestuurslaag, om de samenvoeging van gemeentes en/of provincies of om een herschikking van taken en bevoegdheden.
Stop de structuurdiscussie!
Op basis van een vergelijking met samenwerkingsvormen in het buitenland constateert de VROM-raad dat 'bestuurlijke drukte', 'polderen' en 'regionale samenwerking' horen bij de huidige maatschappelijke dynamiek. Een structuurdiscussie leidt alleen maar af van de ruimtelijke vraagstukken waar het in de ogen van de raad echt om moet gaan. De inhoudelijke opgaven moeten de primaire invalshoek vormen in de bepaling van de bestuurlijke toerusting in plaats van andersom. Dit principe moet veel consequenter worden gehanteerd. Pas op basis van helder benoemde ruimtelijke vraagstukken en programma’s kan worden bepaald wie het beste met wie samenwerkt en waarom.
Hiermee houdt de VROM-raad een pleidooi voor een zekere ‘ontpolitisering’ en verzakelijking van de discussie over regionale samenwerking, met behoud van criteria van bestuurlijke effectiviteit en democratische legitimiteit.
Regionale samenwerking: licht als het kan, zwaar als moet!
In Nederland kunnen gemeenten die met elkaar willen samenwerken en dit formeel willen regelen, terecht bij de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (Wgr). Gemeenten hebben de keus tussen verschillende ‘lichte’ samenwerkingsvormen die openstaan voor alle gemeenten en een zwaardere, minder vrijblijvende, vorm die alleen openstaat voor Wgr-plusregio’s. Om de gewenste programmagestuurde regionale samenwerking vorm te geven pleit de VROM-raad nu voor een flexibilisering van het huidige Wgrinstrumentarium en een opheffing van de waterscheiding tussen Wgr en Wgr-plus. Voeg beide opties, met hun eigen kenmerken, samen in een flexibel samen te stellen bestuurlijke bouwdoos, zodat regio’s al naar gelang het samenstel van inhoudelijke opgaven en de bijbehorende regionale bestuurlijke verhoudingen zelf kunnen kiezen welke samenwerking daar het best bij past en hoe lang die zou moeten duren. Licht en kort als het kan, zwaar en lang als het moet! De bouwdoos moet toepasbaar zijn voor stedelijke regio’s maar ook voor regio’s op andere schalen en in niet-stedelijke verbanden (bijvoorbeeld groen-blauw of infrastructuur). De VROM-raad stelt voor dat de minister van VROM doorgaat op de huidige weg van de programmasturing en er bij haar collega van BZK op aandringt om bij de aankomende actualisering van het Wgrinstrumentarium sterker in te spelen op de behoefte aan een diversiteit van samenwerkingsvormen.
Checklist regionale samenwerking
De VROM-raad heeft een lijst randvoorwaarden opgesteld om de aanpak van regionale ruimtelijke opgaven tot een succes te maken. Per regio moeten afspraken worden gemaakt over:
- een regionale structuurvisie (nieuwe Wro) als inhoudelijke leidraad voor de samenwerking;
- een conflictregeling;
- een financieel arrangement;
- het inlassen van evaluatiemomenten;
- het afspreken wanneer de regionale samenwerking weer ophoudt.
Naast de flexibilisering van het bestaande Wgr-instrumentarium komt de VROM-raad met nog een aantal andere aanbevelingen. Zo roept de raad de provincies op om regionale samenwerking nog meer de ruimte te geven, bijvoorbeeld door deze via een bonus-malusregeling te stimuleren. Voorwaarde is wel dat de beoogde regionale samenwerkingsdoelen stroken met de nationale en provinciale inhoudelijke programma’s en beleidsprioriteiten. Een ander punt is dat regionale samenwerkingspartners nadrukkelijker dan nu gebeurt, moeten samenwerken met partijen buiten de overheid. Dit vergroot niet alleen het draagvlak van het regionale beleid, het verbetert ook de effectiviteit van de samenwerking. Markt- en maatschappelijke partijen zoals woningbouwcorporaties, ontwikkelingsmaatschappijen en zorg- en natuurorganisaties blijken vaak beter dan overheidsorganisaties in staat tot regionaal opereren.