Van keten- naar webdenken
De voedselmarkt is niet eenduidig een rechte route van 'grond naar mond'. Er ontstaan allerlei nieuwe samenwerkingsverbanden zoals tussen bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties rondom het afzetten van regionale producten, gezond eten op scholen of zorginstellingen en boerenmarkten. Ook nemen steeds meer mensen een eigen moestuin. Het voedsel maakt zo de kloof tussen stad en platteland kleiner. Mensen hebben weer interesse voor de herkomst van hun voedsel. De bijdrage van deze initiatieven aan de voedselvoorziening is niet zo groot in volume, maar wel belangrijk in kwalitatieve zin. Ook wordt ermee bijgedragen aan publieke belangen zoals open landschap om de stad, onderwijs of gezondheid. De overheid heeft als taak die publieke belangen te behartigen en kan dus deze meer sociaal-culturele aspecten van voedselkwaliteit niet zonder meer aan ‘de markt’ overlaten. De rol van de overheid is om burgers goed te informeren. Enerzijds over grootschalige voedselvoorziening en de verwevenheid met en afhankelijkheid van internationale voedselstromen. Anderzijds door ruimte te bieden aan initiatieven die voedselproductie herkenbaar maken.
Voedsel is ‘in’
De aanbieding van het advies op 22 mei werd vooraf gegaan door een discussiebijeenkomst onder het motto ‘naar een sleutelpositie van burgers’. Emotie speelt nogal eens de boventoon bij burgers werd hier geconstateerd. ‘Het is zielig als koeien gras eten’ is een uiting hiervan. En zoals een deelnemer zei ‘burgers gaan pas nadenken als ze iets beleven’. De minister gaf nadrukkelijk aan dat het advies van de raad zeer welkom is in deze tijd waarin voedsel zo prominent in de belangstelling staat. Ze hecht veel belang aan informatie voor burgers over kleinschalige en regionale voedselproductie, maar ook over de grootschalige mondiale landbouw. Voedsel is ‘in’, en zal dat voorlopig zeker blijven.