Kwaliteit platteland gaat onnodig achteruit

Bestuurders moeten 'nee' durven zeggen!

Regionale identiteit, natuur en landschappelijke beleving gaan onnodig achteruit. Door de teruggang van de landbouw worden op het platteland andere economische activiteiten steeds belangrijker. De initiatiefnemers hechten meer belang aan economie dan aan de kwaliteit van de leefomgeving. De veranderingen op het platteland bieden juist kansen om de kwaliteit te verhogen. Maar dan moeten de betrokkenen wel de tijd nemen om kwaliteit te realiseren. Dit stelt de Raad voor het Landelijk Gebied in zijn advies ‘Tijd voor kwaliteit' dat op 24 juni 2005 is uitgebracht. 

Landbouw is niet meer de belangrijkste economische activiteit in het landelijk gebied. Er komen andere economische activiteiten voor in de plaats. Deze zijn meestal gericht op de stedelijke omgeving, niet op het landelijk gebied. Deze sterk economisch georiënteerde activiteiten hechten weinig belang aan welzijn en kwaliteit van de leefomgeving. Kennisgebrek, desinteresse en gebrek aan ambitie leiden tot verlies van ruimtelijke kwaliteit. De mogelijkheden om nieuwe kwaliteit te creëren, worden meestal niet benut.

Overheden laten kansen liggen. Dat komt door onbekendheid met bestaande landschappelijke kwaliteiten en hoe je daarmee om kunt gaan. Waar wel ambitie is, is de bestuurscultuur en de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheden vaak ontoereikend om effectief aan kwaliteit te werken. Bij voldoende ambitie lukt het ook om geld vrij te maken. De raad stelt vast dat het nog maar de vraag is of men in Nederland wel kwaliteit wil.

Overheden zullen het belang van kwaliteit van het landelijk gebied nadrukkelijk moeten uitdragen. Zij moeten opkomen voor de doelen die ze zelf hebben gesteld. Bestuurders moeten 'nee' durven zeggen, ook tegen lagere overheden.

Kennis over aanwezige en bereikbare kwaliteit is hard nodig. Overheden moeten formuleren welke kwaliteit wenselijk is, bijvoorbeeld in provinciale structuurvisies, bestemmingsplannen, beeldkwaliteitsplannen en landschapsontwikkelingsplannen. De inzet van kwaliteitsteams en een actieve opstelling van waterschappen kunnen daarbij helpen.

Kwaliteit kan worden gestimuleerd via voorwaarden bij vergunningverlening, toepassing van verhandelbare ontwikkelingsrechten, inzet van Europese subsidies en bijvoorbeeld via een kwaliteitsfonds analoog aan het monumentenfonds. Uitgangspunt is dat degene die profijt heeft van de veranderingen in het landelijk gebied zelf een bijdrage levert aan verhoging van de kwaliteit. Het kost natuurlijk tijd om kwaliteiten vast te stellen en om het proces goed te organiseren. Maar wil men kwaliteit tot stand brengen, dan zal men die tijd ook moeten nemen.

Het advies 'Tijd voor kwaliteit' is uitgebracht op 24 juni 2005, samen met het advies ‘Recht op groen'. Het advies 'Recht op groen' gaat over de kwaliteit van groen in de stedelijke omgeving. De stedeling krijgt ook de komende decennia niet de groene leefomgeving die hij wil. Binnen vijf jaar worden in het stedelijk gebied 350 duizend huizen gebouwd. Voor parken, singels, groene bermen of trapveldjes wordt echter te weinig ruimte gereserveerd. Groen draagt meer bij aan leefbaarheid, gezondheid en economische ontwikkeling dan veel mensen denken. In zijn advies ‘Recht op groen' dat de Raad voor het Landelijk Gebied op 24 juni 2005 uit heeft gebracht, stelt de raad dat de betrokken partijen hun eigen kortetermijnbelang moeten inruilen voor het maatschappelijk belang: een groene leefomgeving.