Groene onderwijs bekneld in regelgeving

Het groene onderwijs dat opleidt voor agro-industrie, landbouw en natuur heeft meer ruimte nodig om aan de vraag naar beroepskrachten voldoen. De huidige Wet Educatie en Beroepsonderwijs maakt het aanbieden van nieuwe opleidingen onmogelijk. Nieuwe opleidingen zijn nodig omdat het werk binnen de landbouw en de natuur steeds complexer wordt. Ook ontstaan in de groene sector steeds meer andere vormen van werkgelegenheid zoals logistiek, ketenbeheer en zorg. De beperking van het groene onderwijs is een vorm van verouderde en overbodige regelgeving en moet daarom zo snel mogelijk vervallen. Dat stelt de Raad voor het Landelijk Gebied in zijn advies ‘een marktgerichte benadering voor het groene onderwijs’ dat vandaag werd uitgebracht.

Het groene onderwijs ontwikkelt nieuwe opleidingen maar loopt daarbij aan tegen een verouderde rolverdeling tussen de groene onderwijsinstellingen en de overige onderwijsinstellingen. Groene onderwijsinstellingen zijn wettelijk beperkt tot opleidingen voor het domein ‘landbouw en natuurlijke omgeving’. Daardoor stelt de overheid geen geld beschikbaar voor de benodigde aanvullingen die buiten dit domein vallen. Op termijn kunnen de groene onderwijsinstellingen daardoor doodbloeden of gedwongen worden op te gaan in andere instellingen. De niet-groene onderwijsinstellingen ontvangen echter financiering voor zowel groene als andere opleidingen.

De raad adviseert de ministers van LNV en OCW de groene onderwijsinstellingen in staat te stellen alle benodigde soorten opleidingen te geven. Door het wettelijk en financieel onderscheid tussen groene en andere onderwijsinstellingen te laten vervallen, kunnen de instellingen zich voluit ontplooien en ontstaan vrije concurrentieverhoudingen tussen beide typen instellingen. De sterke punten van groene onderwijsinstellingen blijven dan behouden. De ‘markt’ voor groene onderwijsinstellingen is ruim. In de groene sector werkt ongeveer 10% van de beroepsbevolking. Ongeveer de helft daarvan krijgt zijn opleiding binnen groene onderwijsinstellingen.

Als nationale uitwerking van de Verklaring van Lissabon wil Nederland binnen tien jaar tot de kenniseconomische kopgroep van Europa behoren. Het groene onderwijs staat voor de uitdaging daar een bijdrage aan te leveren via de agro-industrie en de economie van het landelijk gebied. In het landelijk gebied zijn behalve economische ook collectieve belangen aan de orde. Daarom heeft de overheid extra belang bij een goede beroepsopleiding.

De raad noemt onder andere de volgende aandachtsgebieden waarop de minister van LNV innovaties actief moet stimuleren. Versterking van de binding tussen onderwijs en bedrijfsleven is nodig, onder meer door de praktijkleerbedrijven verder te professionaliseren. De aansluiting tussen vmbo, mbo, hbo dient verder ontwikkeld te worden. De inzet van persoonsgebonden budgetten (verbonden aan leerlingen en studenten) kan de onderwijsvraag sturend maken voor het aanbod aan opleidingen. Voor het groene mbo zijn lectoren én een adequate lerarenopleiding nodig. Initiatieven binnen groene onderwijsinstellingen zoals de ‘kenniscoöperatie’ dienen ook ten goede te komen aan groene opleidingen binnen andere onderwijsinstellingen. Door innovatie actief te stimuleren stelt het ministerie van LNV het groene onderwijs in staat zijn belangrijke rol te vervullen. Daarmee kan LNV invulling geven aan de beoogde beleidsverschuiving van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’.