Naar een duurzamer ruimtelijk-economische structuur

In het algemeen heeft de Raad waardering voor de integraliteit van de beschouwingen van het kabinet over de versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Gegeven de mobiliteitsbehoefte en de behoefte aan een steeds hoogwaardiger woon- en werkklimaat, ervaart hij het daarbij als een omissie, dat geen eenduidig ruimtelijk beleidskader beschikbaar is voor de lange termijn, waarbinnen de voorstellen kunnen worden geplaatst.

Hij acht voorts de analyse niet volledig. Nederland Distributieland is te bepalend en een goede relatie met de Nota Milieu en Economie ontbreekt. Daardoor zijn de beleidspakketten toch te veel een continuering van uitsluitend de vigerende beleidsstrategie zonder voldoende doorwerking van de kernpunten van de Nota Milieu en Economie. De te bereiken synergie tussen ruimtelijkeconomische structuurversterking, duurzame ontwikkeling, transformatie naar kenniseconomie en verdienstelijking en aanpak van de grootstedelijke problematiek, die voor de toekomst van zo groot belang is, krijgt zo te weinig aandacht.

Samenvatting

Het Nederlandse kabinet stelde zich in de zogeheten missiebrief van 17 september 1996 en de voortgangsrapportage daarvan van 16 september 1997 ten doel de ruimtelijkeconomische structuur van Nederland te versterken. De Minister van VROM is voornemens hierover advies te vragen van de VROM-raad. Dit onderwerp is vanwege het belang dat de Raad eraan hechtte, reeds aangekondigd in het werkprogramma van de Raad voor 1997. Vooruitlopend op de adviesaanvraag heeft de Raad in het najaar van 1997 de voorbereiding ter hand genomen. Op 5 maart 1998 vroeg de Minister van VROM de Raad om advies. De Raad heeft in het kader van de adviesvoorbereiding twee essays laten schrijven die samen zijn uitgegeven als achtergrondstudie.

Op 4 juni 1998 bracht de Raad zijn advies uit aan de Minister van VROM. Vanwege het karakter van het onderwerp heeft de Raad het tegelijkertijd aangeboden aan haar ambtgenoten van Economische Zaken, van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het advies ‘Naar een duurzamer ruimtelijk-economische structuur’ kent de volgende hoofdlijn.
De plannen van het kabinet voor investeringen in de versterking van de ruimtelijkeconomische structuur (de zogenoemde ICES-miljarden) moeten de omvorming naar een duurzame economie beter ondersteunen. De distributie blijft belangrijk, maar daarnaast moet onze economie zich nog sterker richten op kennis en hoogwaardige dienstverlening. Kennis- en dienstverlenende bedrijven, die zich voornamelijk vestigen in stedelijke gebieden, maken het ook beter mogelijk de sociale problemen van de grote steden aan te pakken. Er ontbreekt een eenduidig ruimtelijk beleidskader voor de lange termijn, waarbinnen de voorstellen voor de versterking kunnen worden geplaatst.

Voor een goede bereikbaarheid in Nederland legt de Raad - meer dan het kabinet - de nadruk op een beleidspakket bestaande uit: capaciteitsbenutting en technologische vernieuwing van het verkeerssysteem en een grotere verschuiving van autogebruik naar milieuvriendelijker vervoerswijzen. Voor dat laatste is een breder plan voor het openbaar vervoer (met light rail) en de fiets nodig. Alleen wanneer zo’n beleidspakket echt onvoldoende is, is volgens de Raad het zeer selectief verruimen van het hoofdwegennet aanvaardbaar. Verruimingen mogen alleen, zolang echt ‘slimme’ snelwegen met voertuiggeleiding nog niet mogelijk zijn. Elektronische systemen zijn een stap op weg naar zulke slimme wegen. Invoering van rekeningrijden is gewenst.

Mainports als Rotterdam en Schiphol moeten moderne brainports worden. Alleen dan kan Nederland ook in de toekomst zijn bestaande voordeel voor internationale distributie handhaven. Ook hier is het optimaal benutten van de capaciteit de eerste prioriteit. Bij het aantrekken van vervoersstromen binnen Europa moet goed rekening worden gehouden met de milieukosten. Bij investeringen moet meer dan tot nu toe het geval is, gebruik gemaakt worden van het zogenoemde profijtbeginsel. Dit geldt zeker voor de mainports die gewoon als bedrijven hun eigen investeringen en hun eigen verbindingen moeten financieren.

Nederland heeft vele oude steden met een aangenaam verblijfsklimaat. Dit biedt kansen voor economische vernieuwing van het stedelijk gebied. Het gaat dan om kennisintensieve activiteiten, zakelijke en persoonlijke dienstverlening en vrijetijdsbesteding (toerisme, sport, cultuur en winkelen). Het kabinet moet meer doen voor de steden, vooral in de sfeer van arbeidsmarktbeleid, onderwijs en sociale infrastructuur. Ruimtelijke investeringen in de stad in bijvoorbeeld monumenten en een goede bereikbaarheid zijn daarbij aanvullend.

Voor kennis en (beroeps)onderwijs is volgens de Raad een ambitieuzer investeringsprogramma nodig dan het kabinet aangeeft. Het moet nog meer gaan om kennis gericht op oplossingen op de lange termijn. Onderzoek naar vernieuwende technieken, bijvoorbeeld ondergrondse transportsystemen, is van belang, maar deze technieken moeten in de periode tot 2010 ook daadwerkelijk worden uitgevoerd.

Publiek-private-samenwerking, dus samenwerking tussen overheid en marktpartijen, biedt grote voordelen. In zijn advies doet de Raad vernieuwende voorstellen voor die samenwerking zoals het invoeren van een concessiestelsel bij nieuwe infrastructuur, het invoeren van een participatiemaatschappij stedelijke vernieuwing en het invoeren van een beleggingsfonds voor bedrijfsruimte voor het midden- en kleinbedrijf.

Ten slotte adviseert de Raad het Groene Poldermodel ook toe te passen op het vraagstuk van de ruimtelijke investeringen. Dit kan bijdragen aan een snellere besluitvorming over projecten. De samenhang tussen ruimtelijke investeringen is eveneens belangrijk. Een centrale regie is hierbij onontbeerlijk.