Nederlandse ondernemer niet slechter af

Er zijn geen grote verschillen in de manier waarop de drie Waddenzeelanden omgaan met vergunningverlening in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dat is de belangrijkste conclusie die de Raad voor de Wadden trekt in het rapport "Gelijk speelveld voor ondernemers, feit of fictie?". De Raad brengt dit rapport uit naar aanleiding van signalen die uit het bedrijfsleven in het Waddengebied komen: er zouden aanzienlijke verschillen zijn tussen de drie Waddenzeelanden. Deze verschillen zouden leiden tot concurrentieverschillen en daarmee een ongelijk speelveld vormen voor ondernemers.

Het onderzoek heeft geen verschillen aan het licht gebracht die volgens de Raad afbreuk doen aan het gelijke speelveld. De activiteiten die in Nederland passend moeten worden beoordeeld, moeten dat in de andere Waddenzeelanden ook. En ook daar moeten ondernemers vaak externe adviesbureaus inhuren, wat vergelijkbare kosten met zich meebrengt. Er zijn er geringe verschillen in de lengte van de procedures gevonden. De procedures zijn in Nederland wellicht omslachtig en tijdrovend, maar dat geldt ook voor Duitsland en Denemarken.

Wel verschillen voor de visserij

Alleen voor de visserijsector zijn enkele relevante verschillen tussen de landen. In Nederland en Denemarken is een passende beoordeling vereist. In Duitsland is dat niet het geval. In Denemarken worden de kosten voor een passende beoordeling van visserijactiviteiten door de overheid betaald; dit komt voort uit een bepaling in de Visserijwet.

De consequenties van deze verschillen zijn voor de Nederlandse visserij inmiddels wat kleiner geworden, omdat deze vorm van visserij nu een vergunning voor vijf jaar heeft ontvangen (als gevolg van MSC-certificering).

Nederland hanteert aparte Nb-wet vergunning

Een ander verschil waar de Raad op is gestuit, is dat Nederland een aparte vergunning op grond van de Natuurbeschermingwet (Nb-wet) kent. Duitsland en Denemarken kennen dit niet. Dit kan een extra inspanning voor Nederlandse ondernemers betekenen. In de praktijk loopt deze procedure echter meestal parallel aan andere vergunningprocedures. De in te voeren omgevingsvergunning (vanaf 1 oktober) kan tot een (gedeeltelijke) verbetering leiden, omdat de Nb-wet vergunning bij ruimtelijke ingrepen zal aanhaken.

Bedrijfsleven

Het onderzoek bevestigt niet de signalen uit het bedrijfsleven, dat er belangrijke ongelijkheden in het speelveld zouden zijn. Resteert de vraag waarop die signalen zijn gebaseerd. Uit gesprekken met het bedrijfsleven komen de volgende mogelijke oorzaken naar voren:

  • de beleving wordt (deels) gevoed door bijvoorbeeld verschillen in bezwaar- en beroepsmogelijkheden voor derden en de onderhandelingsposities die deze hebben of verkrijgen;
  • mogelijke verschillen in bestuurscultuur;
  • de verschillen zijn het gevolg van verschillen in milieuwetgeving of andere wetgeving.

De Raad voor de Wadden heeft het rapport aangeboden aan de minister van VROM. Het rapport “Gelijk Speelveld” voor ondernemers, feit of fictie?” heeft als  ondertitel “een verkenning van de uitwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in het Trilaterale Waddengebied”.