Leefomgeving volwaardige rol bij ontwerp en toetsen van infrastructurele projecten

Ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit hebben direct invloed op de kwaliteit van de leefomgeving. Bij de realisatie van infrastructurele projecten wordt deze kwaliteit onvoldoende meegenomen. Een betere samenwerking tussen zowel de betrokken ministeries als de lagere overheden is daarom vereist. Ook het beoordelingskader voor infrastructurele projecten moet worden aangepast. Dit stelt de Raad voor Verkeer en Waterstaat (RVW) in het advies ‘Beter is sneller’ dat begin mei 2010 aan de demissionair minister van Verkeer en Waterstaat (VenW) is aangeboden.

Het ministerie van VenW heeft samen met de ministeries van VROM en LNV een belangrijke rol in de realisatie van de kwaliteit van de leefomgeving. In de praktijk blijkt het lastig om bij infrastructurele projecten een integrale aanpak te hanteren. Ministeries zijn gespecialiseerd in verschillende beleidsvelden, terwijl provincies en gemeenten vanuit andere ruimtelijke schaalniveaus redeneren en daardoor andere afwegingen maken. Daarnaast is de kwaliteit van de leefomgeving niet zo eenvoudig te kwantificeren als reistijd of geluidshinder, waardoor verkeerstechnische argumenten vaak bepalend zijn voor zowel de prioritering als de verdeling van financiële middelen.

De RVW pleit ervoor dat overheden samenhangende opgaven op het gebied van bijvoorbeeld infrastructuur, woningbouw en natuur opvoeren als één gemeenschappelijke opgave. De kwaliteit van de leefomgeving kan dan volwaardig worden meegenomen. Door verkeerskundigen en stedenbouwkundigen al in de ontwerpfase bij elkaar te brengen, leert men samen te ontwerpen. Met het toetsen aan de gemeenschappelijke doelen, kan de positie van de kwaliteit van de leefomgeving worden gewaarborgd.

Omdat er bij deze samenhangende opgaven sprake is van meerdere probleemeigenaren adviseert de RVW voor een dergelijk traject een regieteam op te richten. Dit regieteam functioneert, als een projectbureau of een ontwikkelmaatschappij, door de beleidsvelden en schaalniveaus heen. Hiervan zijn al enkele succesvolle voorbeelden.

Verder signaleert de RVW een onevenwichtige situatie in de financiële verhoudingen tussen de verschillende ministeries enerzijds en het Rijk en de lagere overheden anderzijds. Ministeries moeten alternatieve financieringsvormen overwegen die aansluiten bij de gemeenschappelijke doelstellingen.

Op juridisch vlak is een flexibelere benadering gewenst. Vooraf kijken naar de voor- en nadelen van het gebruik van de Tracéwet en/of de Wet op de ruimtelijke ordening en de ruimte bieden om beargumenteerd af te kunnen wijken van richtlijnen zijn belangrijke stappen naar een integrale aanpak.

De Raad benadrukt in dit advies het belang van ‘beter’ door aan te geven dat zorgvuldig investeren in kwaliteit in eerste instantie wellicht vertragend lijkt te werken, maar dat het uiteindelijk leidt tot het sneller kunnen realiseren van de verschillende samenhangende opgaven.